Patrick Whitefield duikt in de netels en legt uit wat permacultuur is en wanneer de principes goed worden toegepast… of slecht.

Oorspronkelijke permacultuur versus design permacultuur
Permacultuur neemt natuurlijke ecosystemen als model voor onze tuinen, boerderijen, huizen en nederzettingen. Het doel is een laag inputniveau, hoge output en een gunstige ecologische impact. Dat is simpel genoeg, maar het plaatje wordt lichtjes gecompliceerder omdat er in feite twee soorten permacultuur zijn.
Enerzijds is er de originele of oorspronkelijke permacultuur, zoals geschetst door David Holmgren en Bill Mollison in hun eerste boek, Permaculture one. Het is een bijna letterlijke nabootsing van natuurlijke ecosystemen, bijvoorbeeld met zeer weinig verstoring van de bodem. Dus vermijdt de oorspronkelijke permacultuur ploegen op het landbouwbedrijf en spitten in de tuin. Natuurlijke ecosystemen zijn gewoonlijk zeer divers en we zijn dus voorstander van gemengde aanplant of polycultuur. De meeste planten zijn doorlevend, en dus zijn we voorstander van vaste planten, vooral van bomen. De essentie van de originele permacultuur is het voedselbos, gebaseerd op de structuur van een natuurlijk bos, met fruitbomen, bessenstruiken en doorlevende groenten die de plaats innemen van wilde bomen, struiken en kruiden.
Anderzijds is er de design permacultuur of permacultuur als ontwerpmethode. Natuurlijke ecosystemen zijn productief en ontwikkelen spontaan via het web van interacties tussen de planten en dieren die er deel van uitmaken. Om er één voorbeeld uit te nemen, verschillende planten specialiseren zich in verschillende mineralen die ze uit de bodem opnemen en die maken ze beschikbaar voor ander planten bij bladval of wanneer de plant sterft. Dus kunnen we de essentie van ecosystemen nabootsen simpelweg door onze eigen planten, dieren of structuren zo te schikken dat de output van de ene input voor de andere vormt. Als we bijvoorbeeld een serre aan een huis aanbouwen in plaats van ze vrij te plaatsen, dan geniet die van de opgeslagen energie in de muur van het huis en het huis profiteert van de extra warmte verzameld door de serre. Het is een win-winsituatie die voor haar succes volledig afhankelijk is van de manier waarop de dingen geplaatst worden. Zo wordt permacultuur een kwestie van ruimtelijk ontwerp.
In theorie kan een tuin of boerderij die er perfect conventioneel uitziet, zonder enig kenmerk van de oorspronkelijke permacultuur, permacultuur zijn enkel en alleen omdat het bewust nuttig gebruik maakt van het ontwerpproces. Zo is het ook mogelijk dat een tuin zonder spitten of een landbouwbedrijf zonder ploegen als een toonbeeld kan worden beschouwd van de oorspronkelijke permacultuur, ook al kwam er nooit een bewust ontwerpproces aan te pas. In de praktijk combineren zowat alle permaculturisten beide soorten permacultuur, maar zonder het onderscheid te begrijpen is het moeilijk te vatten wat permacultuur is, laat staan om volgende vraag te beantwoorden: wat is het verschil tussen goede en slechte permacultuur?
Kruidenspiralen en hügelbedden
Permacultuur moet er niet uitzien als permacultuur. Maar we hebben allemaal een zekere wens om een visuele boodschap mee te geven over waar we mee bezig zijn en soms wordt het visueel statement belangrijker dan het nut ervan.
Kruidenspiralen bleken een heuse rage. De idee was een spiraal te maken met stenen of andere geschikte materialen, die op te vullen met aarde en er kruiden in te planten. Men geloofde dat elke plaats op de spiraal, zij het hoog of laag, zuid- of noord-gericht, een verschillend microklimaat bood. Voldoende diversiteit om een verschillend kruid op elk van die microklimaten te verantwoorden.
Maar voor zover ik weet heeft niemand ooit de opbrengst en kwaliteit van de kruiden op een kruidenspiraal gemeten en vergeleken met die van dezelfde kruiden op een gelijkaardige oppervlakte vlakke grond. Evenmin heeft iemand ooit deze resultaten afgewogen tegen de tijd, energie en materialen die naar de bouw van zo’n kruidenspiraal gingen. Dit is basis input-outputanalyse, één van de instrumenten van ontwerp permacultuur. Maar zelfs zonder cijfers lijkt het erg weinig waarschijnlijk dat de meeropbrengst of betere kwaliteit opwegen tegen het werk en de materialen die er in zitten.
En vandaag is de hügelcultuur aan de beurt. In dit geval gaat het om een hoop hout bedekt met aarde om een extreem hoog verhoogd bed te maken. De theorie is dat het hout geleidelijk zal verteren, waarbij voedingstoffen vrijkomen en waarbij water wordt vastgehouden. Ze zijn geïnspireerd door Sepp Holzer, die ze gebruikt hoog in de Oostenrijkse Alpen, waar hij omgeven is door een overschot aan lage-kwaliteitshout en waar hij te maken heeft met een specifiek klimaat. Zonder twijfel is voor hem het evenwicht tussen output en input positief. Maar heeft iemand van de mensen die hem enthousiast kopiëren enig idee van de vergelijking tussen opbrengst van een hügelbed en een normaal tuinbed van dezelfde omvang? Verantwoorden de meeropbrengsten het extra werk of het geïnvesteerde hout? Ik heb er m’n twijfels over.
Is het doel van deze iconen – kruidenspiralen, hügelbedden en dergelijke meer – niet input te verminderen, output te verhogen en ecologische impact te verzachten? Wat de juiste motivering is, varieert van persoon tot persoon, maar mij lijkt het gebaseerd op een wens om te tonen ‘Ik ben een permaculturist!’, zonder enig idee van wat permacultuur echt is.
Volgende week volgt deel II …
Vertaald uit Permaculture Magazine, zomer 2014 p.4-8 door:
Greet Kerkhove
Laatste berichten van Greet Kerkhove (toon alles)
- Permacultuur: the good, the bad and the… (deel I) - 15 februari 2019
- Permacultuur: the good, the bad and the… (deel II) - 12 november 2014